Wie wil de bank nog redden?

In het Filosofisch Actueel en Maatschappelijk Gesprek bespreken studenten en staf van de master FCB een documentaire, film of artikel. In het kader van dit college schrijven de studenten een filosofisch essay. In dit stuk mengt student Paul Bosman zich in het debat over de financiële crisis, naar aanleiding van het Filosofisch Gesprek op de Zuidas. Hij reageert op de bijdrage van Arnoud Boot, professor Corporate Finance en Financiële Markten, die te gast is bij het Filosofisch Gesprek op de Zuidas, en een grondige herstructurering van het bancaire stelsel voorstelt. 

Op de Zuidas in Amsterdam is deze maand een ‘Monument voor de omgevallen banken’ onthuld. Dit monument moet de herinnering aan de financiële crisis van 2008 levend houden. De val van de financieel dienstverlener Lehman Brothers werd in september 2008 wereldnieuws. Nu zijn we tien jaar verder en vraagt eenieder zich af: kan dit weer gebeuren? De ene na de andere columnist en analist deed deze maand zijn zegje. De stelselmatig kritische columns in de Groene Amsterdammer van prof. dr. Ewald Engelen, banken die stellen dat ze wel degelijk hervormd hebben en documentaires over hoe het toch zo ver heeft kunnen komen passeerden de revue. Prof. dr. Arnoud Boot en het Sustainable Finance Lab hebben een vraag gesteld met de blik vooruit: hoe ziet de toekomst van het financiële bestel eruit? Bij het Filosofisch Gesprek op de Zuidas waagden we ons aan een voorzichtig antwoord op deze vraag.

In het artikel ‘Bancaire strategie in tijden van fintech’ (2018) stelt Boot dat de financiële sector onderhevig is aan stevige concurrentie van fintech-bedrijven. De informatietechnologische giganten uit Silicon Valley richten de pijlen op het financiële bestel. Deze bedrijven worden niet gehinderd door dezelfde mate van regulering als het traditionele bankwezen. De informatiestroom en het betalingsverkeer kan vrij door de virtuele ruimte stromen. Om concurrerend te blijven moet volgens Boot het bancaire stelsel nodig hervormd worden. Boot onderscheidt drie strategieën om de sector levensvatbaar te houden: 1. Voor een enkele bank is er een centrale positie mogelijk, een bank in het midden van een ecosysteem. 2. Banken kunnen een traditionele bancaire rol aannemen die voor fintech concurrenten moeilijker bereikbaar is, gebaseerd op vertrouwensrelaties. 3. Banken gaan hervormen tot efficiënte digitale banken die een basaal financieel dienstenpakket aanbieden. Boot noemt dit een ‘aardverschuiving’ voor het bancaire stelsel. De overlevingsdrift van banken is desondanks groot. In een interview bij Buitenhof van 26 augustus schetst Boot enkele van deze hervormingen. Na de crisis zijn de banken stevig gereguleerd, maar volgens Boot moeten de banken wél meer ruimte krijgen om te concurreren. Ze mogen geen risico’s nemen, omdat we zorgen hebben over de zekerheid van ons publieke geld. Boot stelt voor de bank te splitsen in twee activiteiten: de ondernemende en de publieke activiteit. De concurrenten uit de informatietechnologische sector hebben geen last van dezelfde mate van regulering die komt kijken bij publieke activiteiten. Opmerkelijk is dat Boot aangeeft dat de maatschappelijke elite verschuift van de traditionele bancaire sector naar deze ‘nieuwe wereld’. Het oude logge bankwezen zit vast in regulering, maar de elite verschuift naar de nieuwe actoren waar die regulering zijn intrede nog niet heeft gedaan. De waarschuwingen van Boot zijn tweeledig. Allereerst moeten banken zich kunnen aanpassen aan het vernieuwde speelveld. Ten tweede zit er publieke activiteit in de financiële sector. Dat betalingsverkeer en spaargeld zullen we nationaal en Europees moeten verankeren.

De fintech-bedrijven die het bankwezen bedreigen kunnen we duiden als creatieve destructie of disruptieve innovatie. De vernieuwing ondermijnt de bestaande instituties. De vraag die rijst is dan: welke instituties zijn het redden waard? Boot geeft aan dat hij zeker geen tegenstander is van deze nieuwe spelers. Hij wijst juist op de mogelijkheid voor het bancaire stelsel om zich in de richting van deze nieuwe spelers te bewegen. Zijn oproep om de ondernemende en publieke activiteiten van de banken te segregeren lijkt mij dan een redelijke gedachte. Door wie en hoe de publieke activiteiten dan worden gewaarborgd is een volgende vraag.

Noemenswaardig is dat Boot zich in meerdere interviews heeft uitgelaten over de maatschappelijke elite. Waar zit de macht? Zoals aangegeven heeft deze elite zich meer gericht op de opkomst van de informatietechnologie. Tegelijkertijd is er geopolitiek vast te stellen dat er openlijk getwijfeld wordt aan de geglobaliseerde wereld. We kunnen Boots pleidooi voor het scheiden van de publieke en private functie van de banken dan ook duiden als glokalisering. We nemen geen afscheid van de internationale space of flows waarin kapitaal- en informatiestromen vrij door de ruimte flitsen. We gaan ons wel afvragen of onze publieke middelen daar deel van moeten uitmaken. Met andere woorden: we vragen hoe die space of flows verankerd moet zijn in de materiële wereld. De gedachte is dat we verankeren wat van publiek belang is, bijvoorbeeld door een nuts- of depositobank. Of, zoals Boot elders aangeeft, via een Central Bank Digital Currency: een door de overheid of centrale bank gelegitimeerde digitale valuta. Een ontwikkeling die bijvoorbeeld in Zweden al zichtbaar is.

Toch blijven er vragen. De opkomst van de informatietechnologie heeft in andere sectoren al laten zien dat consumenten gemak verkiezen boven oude vertrouwensrelaties. Zeker wanneer deze in de loop van de tijd zijn gereduceerd tot een icoontje in een applicatie. Als daarbij ook de maatschappelijke elite zich achter de nieuwe technologie schaart en verregaande regulering uitblijft rest de vraag: wie wil de bank nog redden? We moeten dan ook Boots waarschuwingen niet te licht opvatten, maar weloverwogen nadenken over welke activiteiten we wél aan internationale data- en kapitaalstromen willen overlaten en welke pertinent niet. Daarnaast moeten we ons afvragen hoe én wie deze space of flows gaat reguleren. Het is naïef om te denken dat de volgende crisis eenzelfde zal zijn. Zij zal zich eerder afspelen in, of als gevolg van, deze virtuele ruimte. Mijn vraag aan prof. dr. Boot is dan ook: hoe zorgen we ervoor dat, ondanks het techno-optimisme en gemak, de samenleving in de gelegenheid komt deze hervorming en deregulering te steunen? De waarschuwingen zijn inzichtelijk en legitiem. Desondanks is de beeldvorming over de bancaire sector in de samenleving niet bijster positief. Kan er van de samenleving worden verwacht dat zij tien jaar na de financiële crisis een hervorming en deregulering van het bancaire stelsel steunt; in plaats van te kiezen voor nieuwe gezichten in de markt en gemak.

Geplaatst in Centrum Èthos: Actuele Reflecties en getagd met .