In het Filosofisch Actueel en Maatschappelijk Gesprek bespreken studenten en staf van de master FCB een documentaire, film of artikel. In het kader van dit college schrijven de studenten een filosofisch essay. In deze bijdrage reflecteert Boris Pinksterboer op The Square, een Zweedse film die volgens Boris “demonstreert dat de schijn werkelijkheid is”.
The Square is een exposé van een postmoderne wereld. Centraal staat de schijn: de hoofdpersoon is zelf een schijnfiguur: zijn waardensysteem is een inconsistent geheel van lege spreuken en zijn bril is niet op sterkte. De kunstwereld waarin hij verkeert staat in dienst van de massamedia. Zo ook The Square, het kunstwerk, waar het allemaal om draait. Het hoogtepunt van de film demonstreert dat de schijn werkelijkheid is: niets biedt bescherming tegen de acteur die in de balzaal niet uit zijn rol treedt.
De hoofdpersoon, Christian, wordt in de eerste scènes gelijk geproblematiseerd. Zijn werk lijkt primair een commerciële bezigheid, gericht op het aanbieden van het nieuwste van het nieuwste aan een groot publiek. Hij weet de postmoderne wartaal op zijn website niet beter te vertalen dan een schrikbarend oppervlakkige vraag naar de contextafhankelijkheid van de status van kunst als kunst. Vervolgens wordt in de voorbereiding op een belangrijke speech de kunst van het misleiden zichtbaar. Zijn toespraak is een simulacrum van het derde niveau: een verhulling van het ontbreken van een origineel. De kijker weet dat achter zijn ingestudeerde oprechtheid een werkelijke verhouding tot het kunstwerk ontbreekt.
Een andere prachtige ontmaskering vindt plaats na de rampzalige promotie van The Square. In een gesprek met Elna, een autoriteit binnen het museum, verantwoordt Christian zich met een voorgekauwd principe: alles taboes moeten doorbroken worden, en dit is het moment. Elna zucht en kijkt hem aan. Daarop zegt hij, haaks op het voorgaande: ‘je weet toch dat ik niets met dit hele gebeuren te maken heb?’.
Verder is er de algemene aandacht die Christian vestigt op het uiterlijk beeld dat hij uitdraagt. Hij rijdt rond in een Tesla. Die auto fungeert als statussymbool, en als beschermend omhulsel tegen het angstaanjagende volk. Dat kan alleen niet allebei tegelijk: een Tesla met een deuk werkt niet meer. Maar misschien is het meest confronterend toch de figuur van Anne, waarmee hij op een zeker moment een afstandelijke beleving deelt. Waar Christian zich niet bewust lijkt te zijn van wat ik beschreven heb, is Anne de belichaming van de luchtige reflexiviteit van het postmoderne. Zij is zich bewust van de schijn, maar weet zich spelenderwijs aan te passen. Ze leeft achteloos samen met een aap en steekt continu lachend de draak met Christian. Wanneer zij hem ondervraagt over hun escapade, ontmaskert zij hem: ondanks zijn linkse principes zien we zijn machtswil, die opvallend echt lijkt. Tip: let op de scène waarin Christian zelf zijn condoom wil weggooien.
Tot slot wil ik de twee mediaconstultants noemen, die zogezegd ‘geboren’ zijn in de wereld van het netwerk. Het publiek is voor het duo een massa met een extreem korte aandachtsspanne. Het bespelen van de communicatiestromen is het brood op hun plank. Hun taal is het spreken over het spreken. De boodschap gaat aan hen voorbij. Het enige doel is het overstemmen van de ‘ruis’. Deze hele praktijk wordt door hun baas, met zijn absurde baby en zijn retorische behendigheid, diplomatiek verwoord als het ‘verkennen van het medialandschap’.
Al met al schetst de film een maatschappelijk beeld waarvoor tevens een metafoor wordt geboden: de grote stapel stoelen houdt visueel stand, maar is als je luistert allang ingestort. Dankbaar ben ik voor de geweldig geacteerde aapman en het feit dat script en beeld geen postmoderne fratsen vertonen. De kijker kan het geheel vanuit de comfortabele stabiliteit van het werkelijke rustig gadeslaan.