Jelle van Baardewijk in gesprek met hoogleraar filosofie Gabriël van den Brink. “Wij schieten in de puriteinse richting door.”
Bekijk het gesprek op het gesprekskanaal van De Nieuwe Wereld.
Lang speelden morele kwesties zelden een rol in het openbare leven, zo vertelt Van den Brink. “Dat was het neoliberale tijdperk. De moraal was: we zijn van de kerk, het geloof en ook de politiek en de familie af. Dus we bepalen zelf wat goed en kwaad is.” Het leven als individuele aangelegenheid. “Tot 2004, 2005 ging dat liberale verhaal gewoon door. Maar op een zeker moment is dat omgeslagen.” Sinds enkele jaren leven we derhalve in een samenleving waarin sprake is van, zoals Van den Brink het noemt, ‘normatieve ophoging’. We stellen steeds hogere morele eisen aan onszelf en aan anderen.
Van den Brink plaatst deze ontwikkeling in een breder perspectief. Hij heeft jarenlang onderzoek gedaan naar hoe moraliteit functioneert in het gewone leven en hij laat zich daarbij ook informeren door gedragswetenschappen en biologie. “Moraal is niet een kwestie van redeneren, maar van aanvoelen hoe het met anderen is. Dat hebben we met de dieren gemeen.” Maar er is ook een verschil. Naast het dierlijke worden wij tevens gevormd door het leven in stammen van de jagers-verzamelaars en de beschavingen zoals deze in het eerste millennium voor onze jaartelling opkwamen. De kern van deze beschavingen? “Temper je ego en breng compassie op [..] dat brengt verplichtingen met zich mee op gedragsniveau.”
Met dit schema kijkt Van den Brink naar wat er nu maatschappelijk gebeurt. Want zo lang de andere morele lagen gecultiveerd worden, dan kun je je vrijheden permitteren. “Het probleem van het liberalisme is dat men wel spreekt van de vrijheden, maar niet over het onderhoud van de morele normen.” Dit heeft volgens Van den Brink geleid tot twee aan elkaar geopponeerde houdingen: aan de ene kant de “realisten” die zeggen dat moraal geen enkele publieke rol speelt, en aan de andere kant de mensen met grote morele verontwaardiging.
De opkomst van een nieuw moralisme heeft volgens Van den Brink ook te maken met onze ‘global village’. De wereld is complex en om je daarbinnen te oriëntatien deel je de boel in in ‘fout’ en ‘goed’. “En zo zijn we terug bij een stammenmaatschappij, de jagers-verzamelaars die voor zichzelf wisten wat goed en kwaad was, en het kwaad was altijd bij de anderen.” Dat gaat volgens Van den Brink ook gepaard met een gigantische toename van sentimentaliteit en een slachtoffercultuur. “Het moralisme is aan de ene kant agressief – het zijn de anderen die niet deugen – maar het is ook heel sentimenteel, namelijk: het slachtoffer heeft altijd gelijk.”
Dat creëert allerlei problemen. Van den Brink: “Wij schieten in de puriteinse richting door. De normen zijn hoog en we willen dat iedereen daaraan beantwoordt.” Dat geeft in wezen blijk van een kindse levenshouding. Het leven is ambivalent; afschaffing van moraal of een nieuwe dogmatiek is daarop geen antwoord. “Volwassen leven betekent niet alleen dat je de spanning in jezelf herkent, maar ook dat je hebt geleerd hoe je dat moet middelen. Waarom hebben we nu zoveel verontwaardiging? Omdat veel mensen die volwassen taak ontwijken of nooit geleerd hebben.”