Minder ik, meer jij
Wanneer ben je vrij? Wat is daadwerkelijk leven in vrijheid?
Het westerse devies als antwoord op deze vraag, luidt dat ieder individu autonoom en vrij is en voortdurend moet streven naar meer, groter, hoger, naar het grenzeloze, het eindeloze, dát is vrijheid!
In maart 2020 werd dit klaarblijkelijk gelukbrengende vrijheidsadagium ruw verstoord, het strevende ik in de begrensde ruimte, dat werd het devies. Ook ik was zo’n ik in een begrensde ruimte, van 9m2 om precies te zijn. In een studentenhuis waar ik net was komen wonen.
Beperkt, verloren, alleen, met op mijn telefoon een eeuwigdurend NOS-liveblog met voortdurend updates en een laptop waar een scriptie op moest worden geschreven.
En natuurlijk: ik miste vrienden, feestjes, intimiteit, sporten, structuur en op den duur ook gewoon fysieke colleges, maar daar wil ik het nu niet over hebben.
Die ruimte waar ik in leefde, werd niet alleen maar begrensd door kamermuren, een haperende zoomverbinding en strikte regels van de overheid, maar ook door een voortdurende focus op mezelf. Een vergrootglas op mijn ervaring, op mijn angsten, op mijn mening over de maatregelen, op mijn nieuwe coronahobby’s, op mijn sport en eetgedrag, mijn scriptie die veel te traag vorderde. Opgesloten in mijn eigen, dikke ik.
En niet alleen ik, ook de anderen in mijn studentenbubbel leken met dit vergrootglas rond te lopen. Tijdens een zoveelste 1,5 m wandeling door het Vondelpark bevestigden we elkaar in onze ervaring in deze periode. En we bespraken hoe we zo snel mogelijk weer door konden in een nieuw normaal. Door, de autonomie terug in handen. Voor het gemak zagen we de ander maar even over het hoofd: die zwerver onder de brug, de eenzame oudere achter het raam, of die gruwelijke situatie aan de andere kant van de wereld waar door de steeds bijgewerkte liveblog geen aandacht voor kon zijn.
Volgens de filosoof Byung-Chul Han wordt de mentaliteit van onze maatschappij gekleurd door een angst voor pijn, alles moet bevallen en leiden tot geluk. Mensen hebben volgens Han hun ogen dicht voor de concrete werkelijkheid om zich heen en lijken onverschillig voor het lijden wat zich voordoet. Uiteindelijk zijn ze vooral gericht op zichzelf. Bij echte binding en betrokkenheid, komt namelijk pijn kijken, en dit wordt in deze tijd koste wat het kost voorkomen. Tegelijkertijd beschrijft Han hoe er, als het gaat over het eigen leven, juist een hyperfocus ontstaat. Er wordt obsessief, op het narcistische af, geluisterd naar het eigen lichaam en de eigen psyche is onderhevig aan een hypochondrische introspectie. Op deze manier worden volgens Han de maatschappelijke verhoudingen niet kritisch bevraagd, raken groepen in een soort hel van het gelijke en wordt solidariteit ondermijnd.
Je zou kunnen zeggen dat we zo autonoom geworden zijn dat we de verbinding met de vreemde ander, buiten onze bubbel, zijn kwijtgeraakt. Geconfronteerd met lijden, crisis, ziekte en een virus, lijken we niet in staat om ons hiertoe te verhouden.
Durf je de werkelijkheid, die soms ook zo gebroken en pijnlijk is, echt onder ogen te zien? Durf je je echt te laat raken, je niet te onttrekken aan emoties die opkomen bij pijn en lijden, bij jezelf, maar ook bij anderen?
Dat is de kritische vraag die Han stelt, aan mij en al die andere bedremmelde studenten in hun afgesloten bubbel. Maar het is niet alleen een kritische vraag aan studenten. Hij klinkt ook richting universiteiten, de politiek en de samenleving die systemen optuigen waarin successen behalen en slagen als hoogste doel wordt geformuleerd.
Laten we, nu vrijwel alle maatregelen zijn opgeheven, niet direct weer in het rad van ons eigen veilige bubbeltje springen, maar eerst eens stil staan bij deze vragen. En ons afvragen wat dan wel nodig is wanneer we geconfronteerd worden met die onvermijdelijke begrensdheid van ons bestaan.
Het begint volgens mij bij studenten niet meer te zien als een project, als enkel een strevend ik dat hoger moet komen in een oneindige ruimte. Maar als een subject, een mens net zoals u en jij en ik. Kwetsbaar en begrensd, die zich geworpen weet in dit leven en zich daartoe moet verhouden. Je studietijd gaat niet alleen maar over ontdekken wat je wilt, over hoe je je leven kunt maken, maar ook over hoe je een zinnige plaats kunt innemen in deze wereld waar naast academici en andere studenten gelukkig ook nog een heleboel andere mensen leven. Het is een tijd om te bouwen aan je karakter en je innerlijke overtuigingen, en daarbij zijn prikkelende gesprekken, eerlijke vragen en persoonlijke betrokkenheid van belang.
Hoe graag ik het soms wel zou willen, we kunnen ons er niet aan onttrekken dat we leven in een wereld met pijn, met crises. En als we ons in die wereld afvragen wat vrijheid is, gaat dat niet over alles kunnen doen wat jij wilt of zeggen wat je vindt. Nee. Als we de spiegel die Han ons voorhoudt serieus nemen, gaat het over een houding waarin je je durft te laten raken door de gebroken werkelijkheid om je heen. Het gaat om samenleven in plaats van overleven. Over breken met de beperkingen van onze individualiteit, als een doorbaak naar échte gemeenschap. En dan komen we misschien in de buurt van wat werkelijke vrijheid betekent – niet omdat we onszelf op het spoor komen, maar de ander ontmoeten.
Ruth Six is masterstudent van de opleiding Filosofie van Cultuur en Bestuur. Onderstaande oratie schreef ze en droeg ze voor bij publieksconferentie ‘Het goede leven in tijden van corona’ aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.